6/2
Eerst was mama in het huis.
Daarna ging ze naar buiten.
Pippa was nog binnen.
In mijn tuin hadden we mijn nichtje gezien.
Er was een regenboog.
We hebben spinnetjes in mijn tuin gezien.
We gingen naar mijn diamanten kijken
Pippa
6/2
Een mannetje gaat naar plopsaland.
Hij moet rijden, want plopsaland is ver.
Hij ging daar gaan spelen.
Daar kan hij niks eten, het is geen restaurant.
Victor
6/2
Dit is een regenboog.
Als ik een baby was moest ik in mama haar buik.
Nu ben ik 4 jaar, dan moet ik niet huilen.
Victor
6/2
Mama en ik waren op stap.
We zagen opeens sterretjes en een regenboog.
Ook flitsen.
Dan gingen we weer naar huis.
Daar zagen we papa, Ida en Charlie.
Billie
6/2
Dit waren de kastjes.
Er is een voetbal.
Toen was iemand gevallen.
Die had bloed aan zijn been.
Toen was er nog iemand gevallen maar die had geen bloed.
Stien
6/2
Het was een nieuwe ochtend.
Mama maakte haar mooi.
Papa bleef alleen thuis want ik ging met mama en moeke naar een restaurantje.
Daarna gingen we terug naar huis.
Dan was papa jarig.
Dan gingen we alle drie gaan shoppen.
Daarna gingen we naar de speeltuin.
We gingen te voet want we wonen dichtbij.
Thea
6/2
Ik heb een spinnenweb en een spin gemaakt.
Alex
6/2
Ik heb een boek gemaakt.
één, twee
Saad
6/2
Ik was bij mijn huis.
Eerst was alles normaal en dan was alles regenboog geworden.
Ik ging in mijn huis.
Ik ging binnen pannenkoeken eten.
Dan was ik aan het spelen.
Nordin
6/2
Een spinnenweb van mama en papa spin.
Een autoracebaan.
Dit is Benjamin.
Een appelboom.
Benjamin
6/2
Dit is mama Jefta die naar het lichtfestival ging.
Ze zag een regenboog van licht.
Mae
6/2
Mama en papa waren dag aan het zeggen.
Ik zat op een vliegende surfplank.
Ik was tot aan de maan gevlogen.
Ik zag een regenboog.
Ik zat op een vliegende surfplank.
Ik was tot aan de maan gevlogen.
Ik zag een regenboog.
Wolf
23/1
Mama en papa waren verliefd op elkaar.
Toen was het nacht.
Wij waren nog op school.
Thuis maakten we pannenkoeken.
Billie
23/1
Dit is mijn papa.
Papa gaat naar de fabriek.
Mama gaat naar de winkel met het vliegtuig.
Dit ben ik.
Ik heb geen benen.
Er is sneeuw.
Stien
23/1
Het was aan het sneeuwen.
Pikatchu versierde zijn kerstboom.
Hij had een klein machinetje, daar komen allemaal cadeautjes uit.
Hij ging naar buiten.
Ze waren aan het skiën.
Ook aan het schaatsen.
Ook sneeuwballengevecht.
Pikatchu had vlaggetjes opgehangen.
Paul
23/1
De kerstman was bij zijn werkplaats.
Daar was het feest.
Hij had leuke cadeautjes gekregen.
Het was een nieuwe kerstmuts.
Hij had ook vlaggetjes gekregen.
Nordin
Benjamin
19/1
Ik was een hartjeskoningin.
Eero was ook een hartjeskoningin.
Dat was in mijn droom.
Ik droomde dat mama Jefta de lucht is en mama Karlien was een wolkje.
Mae
19/1
Sneeuwwitje was bij de sprookjesboom.
De zon was hard op de boom aan het schijnen en hij zei 'auw'.
Nordin
19/1
De ballon gaat naar het vliegtuig.
De ballon wil aar de kerstmis.
Jet zit in het vliegtuig.
Het vliegtuig gaat ook naar de kerstmis.
Jet
19/1
Er waren blinkie hartjes.
Er kwam een levend sterretje en een levend hartje.
Er kwam een duikelende papegaai.
Er kwam een vis in een zeemeerminnenpak.
Toen kwamen er blaadjes en bloemetjes.
Ze gingen een salto proberen maken maar dat lukte niet.
Trixie.
19/1
Dit is de hartjesfabriek.
Ik werk in de hartjesfabriek.
Toen was ik met mijn zussen aan het spelen.
Toen kwam een koptelefoon afgestapt.
Er kwam een kleine mini slak.
Er was rood gras en er waren bloemen.
Trixie
19/1
Er was een mannetje, die had een ander mannetje gezien.
Dat mannetje kan vliegen.
De zon scheen heel hard maar de mannetjes hadden geen zonnecrème aan.
Ze waren op het strand.
Het eerste mannetje had een mega dikke buik.
Het andere mannetje is eigenlijk een insect.
Paul
Geen opmerkingen:
Een reactie posten